Het gebruik
maken van onderstaande uitspraak bij eventuele publicatie, is alleen toegestaan
indien de gehele URL wordt overgenomen. Het kopiëren van deze uitspraak en het
plaatsen hiervan op een site is zonder toestemming van ClaimConcept uitdrukkelijk
verboden.
vonnis
RECHTBANK OOST - NEDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknr. : 591708 CV EXPL 12-667
Datum : 5 februari 2013
Vonnis in de zaak
van:
de naamloze vennootschap ACHMEA RETAIL BANK N.V., voorheen Levob Bank N.V., gevestigd te 's-Gravenhage,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
verder te noemen Achmea,
gemachtigde mr. J.A. Trimbach,
tegen
[X],
wonende te [woonplaats],
gedaagde partij in conventie,
eisende Partij in reconventie,
verder te noemen [X],
gemachtigde J. Terpstra [ClaimConcept]
Verloop van de
procedure
In deze zaak is op 2 oktober 2012 een tussenvonnis gewezen, naar aanleiding waarvan beide partijen hun stellingen door middel van een akte hebben aangevuld.
Beoordeling
1.
In het tussenvonnis is onder meer overwogen dat het noodzakelijk is dat komt vast te staan of de geschillencommissie van het Klachteninstituut Financiële Dienstverlening (hierna: Kifid) nu wel of niet een klacht van [X] in behandeling heeft genomen, en zo ja, wat daarin de stand van zaken is, en op welke termijn een uitspraak kan worden verwacht. Voorts is de vraag opgeworpen naar de juridische status van de procedure bij de geschillencommissie: bindend advies of arbitrage.
2.
[X] heeft bij akte stukken in het geding gebracht en daaruit blijkt het volgende.
Op 28 november 2011 heeft [X] een klacht ingediend bij het Kifid tegen de rechtsvoorgangster van Achmea, Levob Bank N.V. De ontvangstbevestiging van het Kifid dateert van één dag later.
Aanvankelijk, op 14 december 2011, is [X] wegens termijnoverschrijding door de ombudsman van het Kifid niet-ontvankelijk verklaard.
Het daartegen bij brief van 10 januari 2012 bij de voorzitter van de geschillencommissie van het Kifid ingediende bezwaar is gegrond verklaard en wel op 8 juni 2012. De klacht is toen direct doorverwezen naar de geschillencommissie in plaats van `terugverwezen' naar de ombudsman. Op 12 oktober 2012 is tussen de secretaris van de geschillencommissie en de gemachtigde van [X] nog e-mailcontact geweest.
3.
Op grond van de overgelegde, niet weersproken stukken dient te worden gepasseerd de betwisting door Achmea van de stelling dat het geschil tussen partijen aan het oordeel van de geschillencommissie is onderworpen. Het enkele feit dat Achmea nog niets van de geschillencommissie heeft vernomen wil niet zeggen dat het geschil niet bij deze commissie aanhangig is.
4.
[X] heeft zich niet uitgelaten over de vraag op welke termijn een uitspraak van de geschillencommissie kan worden verwacht, maar dat maakt thans niet meer uit. Voldoende aannemelijk is dat er een procedure tussen partijen over de onderhavige aandelenleaseovereenkomsten bij het Kifid loopt.
5.
Vaststaat dat die procedure eerder is gestart dan de dag van de dagvaarding, immers respectievelijk 28 november 2011 en 13 januari 2012. De omstandigheid dat de ombudsman [X] aanvankelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard staat aan deze vaststelling niet in de weg, omdat eveneens vaststaat dat die beslissing is 'overruled' door de beslissing van de voorzitter van de geschillencommissie.
6.
Tot slot is van belang dat zowel [X] als Achmea aan de uitspraak van de geschillencommissie zijn gebonden. [X] heeft onweersproken gesteld dat die uitspraak de status van een bindend advies heeft. Overigens blijkt uit het door het Kifid bijgehouden register, dat Achmea bij het Kifid is aangesloten en dat zij op voorhand de uitspraken van geschillencommissie als bindend advies aanvaardt.
7.
Uit het vorenstaande volgt dat in conventie Achmea niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Achmea heeft het geschil bij de burgerlijke rechter aanhangig gemaakt hoewel door [X] reeds een rechtsgang was ingezet, ook al is aannemelijk dat zij daarmee destijds nog niet bekend was.
In reconventie dient [X] niet-ontvankelijk te worden verklaard.
8.
De kantonrechter zal de proceskosten tussen partijen compenseren, omdat Achmea in conventie weliswaar als verliezende partij moet worden aangemerkt, maar de (professionele) gemachtigde van [X] kennelijk verzuimd heeft Achmea eind november 2011 omtrent de inschakeling van de geschillencommissie te informeren, hoewel dat wel uit een behoorlijke taakuitoefening voortvloeit. Indien dat was geschied, had Achmea zich de moeite en de kosten van de onderhavige procedure kunnen besparen en - allicht - bespaart. Ook in reconventie zullen de proceskosten worden gecompenseerd.
De beslissingen in
conventie en in reconventie
De kantonrechter:
1. verklaart in conventie Achmea en in reconventie [X] niet-ontvankelijk in hun vorderingen;
2. compenseert de proceskosten in die zin dat beide partijen hun eigen kosten dragen.
Gewezen door mr. C.H. de Haan, kantonrechter, en in het bijzijn van de griffier uitgesproken in de op openbare terechtzitting van 5 februari 2013.
vonnis
RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
sector kanton - locatie Zwolle
Zaaknr. : 591708 CV EXPL 12-667
Datum : 2 oktober 2012
Vonnis in de zaak
van:
de naamloze vennootschap ACHMEA RETAIL BANK N.V., voorheen Levob Bank N.V., gevestigd te 's-Gravenhage,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
verder te noemen Achmea,
gemachtigde mr. J.A. Trimbach,
tegen
W.S. [X],
wonende te [woonplaats],
gedaagde partij in conventie,
eisende Partij in reconventie,
verder te noemen [X],
gemachtigde J. Terpstra. [ClaimConcept]
Verloop van de
procedure
De volgende stukken bevinden zich in het dossier en daaruit blijkt het procesverloop:
- dagvaarding
- conclusie van antwoord/eis in reconventie
- conclusie van repliek in conventie/antwoord in reconventie
- conclusie van dupliek in conventie/repliek in reconventie
- conclusie van dupliek in reconventie.
Geschillen
in conventie:
Achmea vordert, kort samengevat, betaling van € 7.216,65 bestaande uit hoofdsom en vervallen contractuele rente, betaling van de contractuele rente vanaf 2 januari 2012, en de veroordeling van [X] in de proceskosten.
[X] heeft geconcludeerd tot onbevoegdverklaring, dan wel afwijzing van de vordering en de veroordeling van Achmea in de proceskosten.
in reconventie:
[X] vordert, kort samengevat, de verklaring voor recht dat Achmea toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar zorgplicht en aansprakelijk is voor de daardoor geleden schade, de vernietiging van de overeenkomsten en het cardkrediet en de betaling van € 5.445,60 en € 54.317,94 vermeerderd met de wettelijke rente.
Achmea heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vordering met veroordeling van [X] in de proceskosten.
Beoordeling
1.
Tussen partijen staat het volgende vast.
Achmea is rechtsopvolgster van Levob Bank N.V., verder te noemen Levob.
Tussen Levob en [X] zijn in of omstreeks oktober 1998 een zevental identieke aandelenleaseovereenkomsten gesloten, alle ‘Overeenkomst Het Levob Hefboom Effect' geheten. Op de overeenkomsten zijn gelijknamige algemene voorwaarden van toepassing.
De overeenkomsten zijn tot stand gekomen via [Y], een tussenpersoon.
De overeenkomsten houden in grote lijnen in, dat Levob aan [X] per overeenkomst f 15.000,00 heeft geleend tegen een rentepercentage van 0,950% per maand. Met het bedrag van de geldleningen zijn aandelen gekocht. De rente werd geïncasseerd van het bankrekeningnummer [ ]. Jaarlijks, op 1 december werd, indien mogelijk, een bedrag van f 450,00 aan [X] uitgekeerd, welk bedrag werd gefinancierd uit de verkoop van aandelen.
Na de overeengekomen looptijd van tien jaren zijn de aandelen in november 2008 verkocht. Met de verkoopopbrengsten zijn de geldleningen afgelost. In totaal bleef een schuld over van € 10.894,73. Daarvan heeft Achmea 60% voor haar rekening genomen.
2.
Achmea vordert betaling van het restant (40%) van de geldlening, zijnde € 4.357,89. Vermeerderd met rente berekend vanaf 16 september 2008 tot en met 1 januari 2012 vordert Achmea € 7.216,65 te vermeerderen met de contractuele vertragingsrente van 1,5% per maand. Achmea beroept zich ten aanzien van de afwikkeling van de zeven overeenkomsten op de door de Hoge Raad en het hof Amsterdam ontwikkelde jurisprudentie.
3.
[X] stelt zich primair op het standpunt dat de kantonrechter niet bevoegd is, omdat het geschil door hem aanhangig is gemaakt bij het Klachteninstituut Financiële Dienstverlening (hierna te noemen: KiFid).
[X] beroept zich op vernietiging wegens wilsgebreken. Hij is misleid en heeft gedwaald. Levob heeft haar zorgplicht geschonden en zij heeft onrechtmatig jegens hem gehandeld. De echtgenote van [X] heeft tijdig de vernietiging ingeroepen op grond van artikel 1:88 BW. De overeenkomsten leverden een onaanvaardbaar zware financiële last op.
4.
De kantonrechter oordeelt als volgt.
[X] heeft als productie 4 bij conclusie van dupliek in conventie/repliek in reconventie een brief overgelegd afkomstig van KiFid d.d. 8 juni 2012, waaruit volgt dat de gemachtigde van
[X] binnen een redelijke termijn een klacht tegen Levob (thans Achmea) heeft ingediend die 'door de Geschillencommissie voorshands in behandeling (zal) worden genomen'.
In reactie daarop heeft Achmea, kort samengevat, gesteld dat [X] geen klacht bij KiFid heeft ingediend en dat zij niet ermee bekend is dat de Geschillencommissie een klacht van [X] tegen Levob in behandeling heeft genomen.
5.
Alvorens de zaak verder te behandelen is het noodzakelijk dat komt vast te staan of de Geschillencommissie van het KiFid nu wel of niet een klacht van [X] in behandeling heeft genomen, en zo ja, wat daarin de stand van zaken is, en op welke termijn een uitspraak kan worden verwacht. Veronderstellenderwijs aangenomen dat een behandeling en een uitspraak zal volgen, rijst de vraag of en zo ja, welke consequentie dat heeft dan wel zou moeten hebben voor de onderhavige procedure. Daarbij is onder meer van belang welke juridische status de eventuele uitspraak van de Geschillencommissie voor Achmea en/of [X] heeft: bindend advies, arbitrale uitspraak?
6.
In verband hiermee zal de kantonrechter de zaak naar de rol verwijzen zodat partijen in de gelegenheid worden gesteld opheldering te verschaffen en op de hiervoor gestelde vragen in te gaan. Het ligt op de weg van [X] nadere stukken (zijn correspondentie en/of die van zijn gemachtigde met KiFid) in het geding te brengen. Van belang kan zijn op welk moment de klacht bij KiFid is gedeponeerd. Uit de door [X] overgelegde brief lijkt te volgen dat de klacht bij de 'Ombudsman Financiële Dienstverlening' eerder is ingediend dan het exploot van dagvaarding is betekend. Het ligt voor de hand dat eerst [X] aan het woord is en vervolgens Achmea.
7.
In afwachting van de door partijen te verstrekken informatie en toelichting zal elke andere beslissing worden aangehouden.
De beslissing
De kantonrechter:
1.
verwijst de zaak naar de rolzitting van dinsdag 30 oktober 2012 om 10.30 uur voor uitlating van partijen, te beginnen met [X];
2
houdt elke andere beslissing aan.
Gewezen door mr. C.H. de Haan, kantonrechter, en in het bijzijn van de griffier uitgesproken in de openbare terechtzitting van 2 oktober 2012.
Ingescand en bewerkt naar HTML Copyright (C) ClaimConcept